Concentratiekampen

Al heel snel na Hitlers machtovername in 1933 openden Hitler en zijn trawanten concentratiekampen waarin hij zijn politieke tegenstanders opsloot. De foto werd gemaakt tijdens het appèl in concentratiekamp Oranienburg op 6 april 1933.

De overlevingsstrategie van mensen om hun eigen ongeluk te vergelijken met het nog slechtere lot van anderen, werd door veel 'normale' dwangarbeiders gehanteerd. "Af en toe werden buiten het hoge hek dat om de fabriek stond vrachtwagens vol wezens uit een spookwereld aangevoerd. Ze werden door het luide gebrul van de bewakers opgejaagd om de een of andere klus in het bos uit te voeren. Het waren gevangenen van het nabij gelegen concentratiekamp Oranienburg, dat toen al bij de Duitse bevolking berucht was. De geruchten over dat kamo werden door deze uitgeteerde mensen bevestigd. Ook de paar woorden die we met hen konden wisselen bewezen wat we van horen zeggen al wisten. Een stiekem door het gaas gepropte boterham, een snel toegeworpen sigaret was alles wat we voor hen konden doen. Bij de kleinste verdachte beweging sloegen de bewakers op de ongelukkigen in en joegen hen onder bedreiging van hun geweren van het hek weg.
Deze ontmoetingen boden ons een blik op de hel, die we met afschuw aanschouwden. Van de ene kant zeiden we tegen elkaar 'wij hebben het hier nog best goed', anderzijds voelden we ons tot in elke vezel bedreigd. Eén stap te ver en je zou tussen deze grauwe halfdoden in hun gestreepte lompen belanden.'

Bewoners van concentratiekampen werden ook gedwongen te werken. Soms onzinnig werk, dat er alleen maar op gericht was de gevangenen zo snel mogelijk kapot te maken. Berucht is bijvoorbeeld de steengroeve van Mauthausen in Oostenrijk, waar dwangarbeiders tot 30 kilo zware stenen een de 'dodentrap' op moesten sjouwen. De veelal Joodse dwangarbeiders in Mauthausen werden zo zwaar en mensonterend mishandeld dat menigeen zichzelf van de dodentrap te pletter liet vallen.
Bijzonder wrang was ook het werk van de Joodse 'arbeidscommando's' die in de vernietigingskampen moesten helpen bij de moord op de miljoenen mensen die vergast werden. Zij moesten bijvoorbeeld de lijken uit de gaskamers halen en begraven, of de bagage van de vermoorden sorteren. En dat onder de constante bedreiging dat zelf het volgende slachtoffer konden zijn.
De joodse vrouwen op de foto hiernaast zijn (in ieder geval voorlopig) aan de gaskamers ontsnapt. Ze werden geselecteerd om dwangarbeid te verrichten. Na ontluisd en kaalgeknipt te zijn, moesten ze in rijen aantreden om door bedrijfsleiders uitgezocht en aan het werk gezet te worden.

Buitenkampen van concentratiekampen
Vanaf 1942 begon het SS-opperbevel dependances (Außenlager) van de grote concentratiekampen aan de Duitse bedrijven te koppelen. Doel was de gevangenen als dwangarbeiders voor de oorlogindustrie ter beschikking te stellen, om te kunnen voldoen aan de behoefte aan arbeidskrachten.

Een van de eerste Außenlager van concentratiekamp (KZ) Neuengamme bij Hamburg was in september 1942 KZ Drütte bij de Reichswerken 'Hermann-Göring', gebouwd op het fabrieksterrein. De woonbarakken van de 150 SS-bewakers waren vanaf het kamp niet te zien.

De eerste 150 gevangenen kwamen op 18 oktober 1942 aan in het Außenlager Drütte. In december waren er in de vier barakkenblokken al meer dan 3000 mannen van verschillende nationaliteiten en redenen voor hun arrestatie ondergebracht.
De meeste gevangenen moesten zwaar lichamelijk werk verrichten in de wapenproductie van de
Reichswerken 'Hermann-Göring', zoals de vervaardiging van de 'Aktion 88' gedoopte 8.8 kaliber luchtafweergranaten.
Veel gevangenen overleefden de zware levens- en arbeidsomstandigheden in KZ Drütte niet. In totaal 670 slachtoffers zijn officieel op het 'buitenlanderskerkhof' Jammertal begraven. Maar het werkelijk sterftecijfer ligt veel hoger, omdat zieken overgeplaatst werden naar andere Außenlager of KZ Neuengamme. Hoeveel van hen als gevolg van hun verblijf in Drütte op het transport of in een volgend kamp stierven, is niet meer vast te stellen.

Voor de arbeidsinzet van concentratiekampgevangenen in de Stahlwerken Braunschweig werd in mei 1944 het KZ-Außenlager Watenstedt/Leinde ingericht. Het kamp bevond zich ongeveer twee kilometer van de fabriek. De barakken waren eerder door Duitse arbeiders en 'gewone' dwangarbeiders bewoond. Bewoners van KZ Drütte bouwden het kamp om en zetten er een elektrisch geladen hekwerk omheen. Kamp Watenstedt/Leinde bleek al snel te klein. In september werd het uitgebreid om naast de 2000 mannen ook nog eens 1500 vrouwen te kunnen herbergen.
In de laatste oorlogsmaanden was het KZ Watenstedt/Leinde een soort opvangskamp voor de hele regio. Met het ontruimen van andere Außenlager kwamen er steeds meer transporten naar Watenstedt. Arbeidsongeschikte gevangenen van KZ Schillstraße en de SS-Reitschule in Braunschweig werden er vanaf eind 1944 ondergebracht. De catastrofale levensomstandigheden in het overvolle kamp vertaalden zich vanaf januari 1945 in een explosief stijgend dodental. In totaal liggen uit dit kamp zo'n 500 slachtoffers op het kerkhof Jammertal begraven.

September 1944 richtten de SS en de Reichswerke 'Hermann-Göring' in het gebied rond Salzgitter nog een derde Außenlager van KZ Neuengamme op, ten behoeve van de productie in de 'AG für Bergbau- und Hüttenbedarf' (mijnbouw) en de 'Kleineisenwerk Salzgitter' (staalfabrieken).
In het voormalige 'burgerkam nr. 43' van de Bergbau AG werden 500 vrouwen van verschillene nationaliteiten in vier barakken ondergebracht. De vrouwen moesten voor hun werk onder bewaking van vrouwelijke bewaaksters en SS'ers drie kilometer te voet door de stad marcheren. In een drieploegendienst produceerden de vrouwen granaathulzen en andere onderdelen voor de wapenindustrie.
Hoewel ook in dit kamp de levensomstandigheden beroerd waren, staan hiervan slechts vier vrouwen in de dodenboeken van kerkhof Jammertal opgetekend. Vrouwen die arbeidsongeschikt raakten, werden teruggestuurd naar KZ Ravensbrück of in een ander Außenlager verplaatst. Het kamp bij Salzgitter werd echter steeds met nieuwe arbeidskrachten aangevuld.

De geallieerden konden geen van de drie KZ-Außenlager bij Salzgitter bevrijden, omdat de SS ze op 7 en 8 april ontruimden. Hoeveel gevangenen bij die ontruimingsactie zijn omgekomen, is niet bekend.